| | |


bellen

Tegenwoordige tijd van bellen
ik bel
jij belt
hij belt
zij belt
het belt
wij bellen
jullie bellen
u belt
zij bellen
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik ben gebeld
ik heb gebeld
Verleden tijd van bellen
ik belde
jij belde
hij belde
zij belde
het belde
wij belden
jullie belden
u belde
zij belden
Voltooid Verleden tijd
ik was gebeld
ik had gebeld