Begrijp Nederlands | S | Taal | werkwoorden
Tegenwoordige tijd van schreeuwen
ik schreeuw
jij schreeuwt
hij schreeuwt
zij schreeuwt
het schreeuwt
wij schreeuwen
jullie schreeuwen
u schreeuwt
zij schreeuwen
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb geschreeuwd
Verleden tijd van schreeuwen
ik schreeuwde
jij schreeuwde
hij schreeuwde
zij schreeuwde
het schreeuwde
wij schreeuwden
jullie schreeuwden
u schreeuwde
zij schreeuwden
Voltooid Verleden tijd
ik had geschreeuwd