Begrijp Nederlands | R | Taal | werkwoorden
Tegenwoordige tijd van rennen
ik ren
jij rent
hij rent
zij rent
het rent
wij rennen
jullie rennen
u rent
zij rennen
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb gerend
Verleden tijd van rennen
ik rende
jij rende
hij rende
zij rende
het rende
wij renden
jullie renden
u rende
zij renden
Voltooid Verleden tijd
ik had gerend