Begrijp Nederlands | L | Taal | werkwoorden
lijken
Tegenwoordige tijd van lijken
ik lijk
jij lijkt
hij lijkt
zij lijkt
het lijkt
wij lijken
jullie lijken
u lijkt
zij lijken
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb geleken
Verleden tijd van lijken
ik leek
jij leek
hij leek
zij leek
het leek
wij leeken
jullie leken
u lek
zij leken
Voltooid Verleden tijd
ik had geleken