| | |


koken

Tegenwoordige tijd van koken
ik kook
jij kookt
hij kookt
zij kookt
het kookt
wij koken
jullie koken
u kookt
zij koken
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb gekookt
Verleden tijd van koken
ik kookte
jij kookte
hij kookte
zij kookte
het kookte
wij kookten
jullie kookten
u kookte
zij kookten
Voltooid Verleden tijd
ik had gekookt