| | |

geven



geven

Tegenwoordige tijd van geven
ik geef
jij geeft
hij geeft
zij geeft
het geeft
wij geven
jullie geven
u geeft
zij geven
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb gegeven
Verleden tijd van geven
ik gaf
jij gaf
hij gaf
zij gaf
het gaf
wij gaven
jullie gaven
u gaf
zij gaven
Voltooid Verleden tijd
ik had gegeven