| | |

schoonmaken

Tegenwoordige tijd van schoonmaken
ik maak schoon
jij maakt schoon
hij maakt schoon
zij maakt schoon
het maakt schoon
wij maken schoon
jullie maken schoon
u maakt schoon
zij maken schoon
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb schoon gemaakt
Verleden tijd van schoonmaken
ik maakte schoon
jij maakte schoon
hij maakte schoon
zij maakte schoon
het maakte schoon
wij maakten schoon
jullie maakten schoon
u maakte schoon
zij maakten schoon
Voltooid Verleden tijd
ik had schoon gemaakt