| | |

horen

horen

Tegenwoordige tijd van horen
ik hoor
jij hoort
hij hoort
zij hoort
het hoort
wij horen
jullie horen
u hoort
zij horen
Voltooid Tegenwoordige tijd
ik heb gehoord
Verleden tijd van horen
ik hoorde
jij hoorde
hij hoorde
zij hoorde
het hoorde
wij hoorden
jullie hoorden
u hoorde
zij hoorden
Voltooid Verleden tijd
ik had gehoord